We kunnen niet kiezen hoe God ons zal gebruiken
De weg die God voor mij in gedachten heeft, is bedoeld om mij te vormen.
Idealistische zendeling …?
Toen ik 17-18 jaar was, hield ik een dagboek bij; een notitieboek van mijn wensen en dromen als een jonge christen. Eén van mijn verhalen klinkt bijzonder sentimenteel, zelfbewust en ietwat hoogdravend.
We hadden net een gastspreker gehoord bij de christelijke studentengroep op onze school, die vertelde over zijn reizen in Afrika. Daar had hij zendingsposten opgezet, zondagsscholen geleid, en dorpelingen bekeerd tot het christendom. Hij was een charismatische spreker en mijn jonge hart werd enthousiast bij de gedachte aan de mogelijkheid om God te dienen in de uithoeken van de wereld. Die avond schreef ik, na een hele lange en zelfvoldane opsomming van mijn goede eigenschappen: “Ik zal ernaar streven om een zendeling te worden, want ik voel dat dit Gods roeping voor mij is…”
Ondanks al mijn goedbedoelde dagdromerij, duurde het niet lang voordat ik ontmoedigd raakte. Ik zag al snel dat mijn houding ten opzichte van evangelisatie veel meer diepte nodig had dan alleen goede bedoelingen. Ik kende heel veel bijbelteksten (ik had godsdienst gestudeerd op het hoogste niveau). Ik kon de synoptische evangeliën citeren en uitleg geven over de beloften die in vervulling waren gegaan van de grote en kleine profeten van het Oude Testament. Maar alsnog kon ik niet voorkomen dat ik mijn geduld verloor, dat ik zelfmedelijden had, dat ik overstuur raakte, of bittere gedachten koesterde. Ik wist dat zo’n leven niet weerspiegelde wat ik in Handelingen en de rest van het Nieuwe Testament las. Ondanks alle kennis die ik had, voelde ik me ellendig en had ik geen duidelijk idee van wat God nu eigenlijk van me wilde.
Dichtbij huis
Hoewel ik een oppervlakkige geestelijke betweter was, trok God mij langzaam maar zeker dichter naar Hem toe, doordat ik mij vernederde en naar Hem luisterde. Toch bleef ik nog dagdromen; ik kon me meerdere rollen voorstellen in mijn eigen gemeente waarin ik mijn vaardigheden goed kon benutten.
Wat ik maar niet leek te begrijpen was dit: het lichaam van Christus heeft gewillige werkers nodig, maar het is niet aan mij om te bedenken hoe God mij gaat gebruiken – ik kan niet besluiten om een hand te zijn als God mij nodig heeft als een voet. Ik ben niet bruikbaar als ik probeer iets te zijn waarvoor God mij niet gemaakt heeft.
“God heeft nu eenmaal alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals hij dat wilde.” 1 Korintiërs 12:18.
Uiteindelijk bleek mijn zendingsveld dichter bij huis te zijn. Mijn verantwoordelijkheid voor kinderen maakte me klein in eigen ogen, doordat ik al gauw ontdekte hoe snel mijn natuurlijke neigingen naar boven kwamen. Maar het belangrijkste was dat de weg die God voor mij had bedacht, het doel had om mij te vormen – de beproevingen, teleurstellingen en angsten die ik tegenkwam, leerden mij meer over mijn eigen leven en over Gods goedheid.
God beslist
God heeft geen behoefte aan mensen die zichzelf als zendeling, evangelisten of leraars kunnen zien. Deze rollen komen voort uit een leven dat God zelf heeft kunnen vormen tot dat wat Hij nodig heeft. God wil dat we ons leven in het licht leven, onszelf oordelen en de zonde weerstaan. Pas als we in dit proces staan, worden we bruikbaar materiaal voor Hem – niet eerder.
Als we in deze ontwikkeling staan waarin we afgebroken worden, gebeurt er iets fantastisch, zelfs zonder dat we het merken. We worden gevormd tot Gods nuttige gereedschappen – gereed om opgepakt en gebruikt te worden, maar net zo gereed om op de plank te blijven liggen als we niet direct nodig zijn.
Eén ding is zeker: wat Gods bedoeling met ons ook is, als christenen die zichzelf oordelen en ons hart rein houden, zijn we een constante kracht voor het goede als leden van het lichaam van Christus, waar we ook zijn, wie we ook zijn.
“Een gezond hart is het leven voor het lichaam…” Spreuken 14:30.
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.