Wat betekent het om een levend offer te zijn?
Heb je je wel eens afgevraagd wat het voor jou betekent om je lichaam als een levend offer beschikbaar te stellen?
“Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.” Romeinen 12:1
Paulus vermaande de Romeinen om hun lichamen beschikbaar te stellen als een levend offer. In andere woorden: het was volgens hem heel erg belangrijk dat ze dit zouden doen, het was noodzakelijk. Maar wat betekent het eigenlijk om je lichaam te geven als een levend offer? Het is duidelijk dat hij het figuurlijk bedoelde, niet letterlijk. En deze vermaning was niet alleen voor de Romeinen – hij is ook voor ons vandaag heel belangrijk!
Om antwoord te geven op deze vraag hebben we twee artikelen samengevoegd – een van Sigurd Bratlie en een van Johan Oscar Smith.
Leven voor God
Onze godsdienst is: onze lichamen stellen tot een voor God welgevallig offer. Wat ik heb geofferd, is niet langer van mijzelf. Bij zijn komst in de wereld zegt Jezus: “Gij hebt voor mij een lichaam bereid. Zie, hier ben ik om uw wil, o God te doen.” Hebreeën 10:5-7.
Dit lichaam had Hij kunnen gebruiken om zijn eigen belang te zoeken: eer, macht, gemak enz. Maar Hij heeft niet geleefd om zichzelf te behagen. (Johannes 6:38, Romeinen 15:3.) Hij heeft zijn lichaam gesteld tot een welgevallig offer voor God. Hij offerde zijn lichaam. Dat stond altijd gereed om Gods wil te volbrengen. En alles wat Hij deed met dit lichaam, was tot winst en verlossing voor ons.
En nu zijn wij geroepen om Hem na te volgen. Nu is het de tijd, dat ons lichaam tot een offer gesteld moet worden. Wij moeten ervoor zorgen, dat het altijd gereed, heilig en welgevallig voor God is, om zijn wil te doen. We moeten het niet in ons eigen belang gebruiken, maar om het allerbeste voor onze naaste te zoeken. Romeinen 15:2.
De tong moet niet worden gebruikt om te spreken ten behoeve van onszelf en om onszelf te verdedigen, maar om te spreken voor Gods zaak, te spreken tot opbouw, opdat zij die het horen, genade ontvangen. Efeze 4:29.
Mijn benen moet ik niet gebruiken om daarheen te lopen waar ik het prettig vind, maar om daarheen te lopen waar ik tot nut kan zijn.
Mijn armen moet ik niet gebruiken om te grijpen en te nemen wat ik graag wil, maar om aan anderen te geven wat nuttig is.
Dus, anderen moeten van mijn lichaam profiteren en niet ikzelf.
Al geef ik alles wat ik bezit weg aan de armen, maar ik heb de liefde niet, dan baat het mij niets. De liefde zoekt zichzelf niet. (1 Korinthiërs 13:3,5.) Al geef ik alles wat ik bezit weg, maar ik probeer het terug te krijgen in de vorm van eer en een goede naam, dan is het niet gedaan met een geofferd lichaam. Ik heb mijzelf gezocht, en ben niets.
De liefde zoekt zichzelf niet.
(Sigurd Bratlie)
Gods wil – mijn wil
Bekering tot God is hetzelfde als dat ik mij afkeer van mijn eigen wil tot de wil van God. Jezus bad: “Niet mijn wil geschiede, maar de uwe.” Lukas 22:42.
Misschien zeg je, dat God het volslagen onmogelijke van je vraagt, dingen die je absoluut niet kunt. Nee, dat doet Hij niet. Hij heeft zijn geboden gegeven zodat wij die nauwkeurig zouden onderhouden, en zoals de dag is, zal ook haar kracht zijn. Hij geeft altijd genade om hulp te krijgen op de juiste tijd, en genade wil zeggen: kracht om zijn wil te volbrengen.
Toen Jezus in de wereld kwam, zei Hij: “Zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen.” Hebreeën 10:7.
Jezus had de kracht van Gods Geest over zich om deze wil te doen, want Hij bracht zichzelf ten offer in de kracht van de eeuwige Geest. Hij had een eigen wil die geofferd moest worden om te kunnen komen tot het doen van de wil van de Vader. Het offer lag in Hemzelf, en Hij was gehoorzaam. Daarom kon Hij ons leren te bidden: “Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.” Matteüs 6:10.
Gods wil moet dus gedaan worden door mensen hier op de aarde, en daartoe hebben wij kracht gekregen, doordat de Heilige Geest over ons is gekomen, dezelfde Geest die ook over Jezus was tijdens zijn dagen in het vlees.
Een verstandig mens zal van zijn kinderen niet meer verlangen dan waartoe zij in staat zijn; hoeveel te meer zal dan niet onze hemelse Vader zijn goddelijke wil voor ons leven aanpassen aan de omstandigheden waarin wij leven. Iets anders geloven, is louter ongeloof.
Als mens kan je er gedachten over hebben, hoe onterecht de geweldige eisen wel niet zijn, die God aan ons stelt, maar dat zijn zondige gedachten en die hebben niets te maken met de werkelijkheid. Gods wil is onze heiliging, en die wil kan gedaan worden, en die moet gedaan worden, willen wij geheiligd worden. Want er staat geschreven: Christus is ons van God geworden tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing. (1 Korinthiërs 1:30.) Hij werkt in ons zowel het willen als het werken. En Hij neemt niet op zich, meer in ons te werken dan wij ten uitvoer kunnen brengen.
“Slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers hebt Gij niet gewild, noch daarin een welbehagen gehad.” Hebreeën 10:8. Al deze offers lagen buiten het lichaam, en bereikten nooit wat het offer in het lichaam kon bereiken, het offer dat onze Here Jezus Christus kwam brengen.
Ook wij zijn ertoe geroepen deel te hebben aan deze offerdienst. En net als Abraham en God het eens waren om Isaak ten offer te brengen, zo moeten ook God en wij het eens worden om onze Isaak te offeren. Pas dan geschiedt Gods wil op aarde zoals die in de hemel geschiedt.
(Johan Oscar Smith)
Deze artikelen werden eerder gepubliceerd in het gemeenteblad van BCC “Verborgen Schatten” met de titels “Leven voor God” (Sigurd Bratlie) in november 1932 en “Gods wil – mijn wil” (Johan Oscar Smith) in januari 1943. Ze zijn een beetje aangepast in verband met de lengte en modernisering van de taal.
© Stiftelsen Skjulte Skatters Forlag | ActiveChristianity
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.