Waarom nam God de moeite om mij te scheppen?
God heeft ons, ieder persoonlijk, heel bewust geschapen zoals we zijn. Het is belangrijk dat we Zijn doel begrijpen met het leven dat Hij ons heeft gegeven.
De woorden van David in Psalm 139 behoren waarschijnlijk tot de mooiste en de meest betekenisvolle woorden die in de Bijbel voorkomen over het leven:
”Mijn gebeente was voor U niet verholen,
toen ik in het verborgene gemaakt werd,
gewrocht in de diepten van het aardrijk;
uw ogen zagen mijn vormeloos begin;
in uw boek waren zij alle opgeschreven,
de dagen, die geformeerd zouden worden,
toen nog geen daarvan bestond.”
Psalm 139:15-16.
Paulus schreef ook aan de Efeziërs 1: 4: ”Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.”
God heeft ieder van ons afzonderlijk, heel nauwkeurig en “gans wonderbaar” geschapen. (Psalm 139:14) Dus als God zo aan ons gedacht heeft en een ieder van ons zo bewust heeft geschapen, dan is het belangrijk dat wij zijn bedoeling met het leven dat Hij ons heeft gegeven leren begrijpen.
Een lichaam hebt Gij mij gegeven
Jezus was bij de Vader als een kunstenaar toen God de grondvesten van de aarde schiep. Hij verheugde zich in de wereld van Zijn aardrijk en hij verheugde zich met de mensenkinderen. (Spreuken 8:22-31) Toen de tijd daarvoor aangebroken was kreeg Jezus een lichaam op de aarde, als een mensenzoon. In dat lichaam zou de hele wil van God worden gedaan, en niets van de wil van het lichaam.
“…een lichaam hebt u voor mij bereid … om uw wil o God te doen.” Hebreeën 10:5-7.
Toen Hij dat werk volbracht had en een weg had geopend waarop de mensenkinderen Hem kunnen volgen, gaf Hij zijn geest terug aan de Vader, onbesmet door zijn menselijke natuur en de zonde, maar met de hele volheid van goddelijke natuur. Toen werd de Heilige Geest naar de aarde gestuurd om ons in de voetsporen van de Meester te leiden, zodat wij ook deel kunnen krijgen aan goddelijke natuur. (Handelingen 1:1-4 en 2 Petrus 1:2-4)
God, de Vader der geesten (Hebreeën 12:9), die ons reeds voor de grondlegging van de wereld kende, heeft ons een lichaam gegeven, precies zoals Hij dat gaf aan Jezus. Zijn bedoeling is dat wij in het voetspoor van Jezus zullen volgen, zodat Gods wil gedaan wordt op de aarde, zoals ook in de hemel. (Mattheus 6:10) ”Te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare.” 2 Korinthe 4:10. Op die manier wordt onze geest beproefd en zal als door vuur gelouterd goud worden, en het eeuwige leven waardig is. (1 Petrus 1:6-7.)
Een volmaakt plan voor ons leven
God heeft voor ieder van ons specifieke werken klaarliggen om in te wandelen. (Efeze 2:10, Filippenzen 2:12-14.) Hij heeft een speciaal plan uitgedacht voor ons leven, zodat we geheel kunnen overwinnen over de zonde in ons eigen vlees, en zodat onze geest, waar God na-ijverig voor is, vol van de deugden van Christus’ goddelijke natuur, kan terugkeren tot Hem. Zodat de toegang tot het eeuwige Koninkrijk rijkelijk zal worden verleend. (2 Petrus 1:2-11.)
In ons lichaam hebben wij ook een menselijke natuur met een eigen wil die in conflict is met de wil van God. Onze geest moet de strijd opnemen tegen de lusten en begeerten in het vlees. We worden beïnvloed door de dingen die om ons heen gebeuren en we worden verzocht. Er komen gedachten op die niet van God komen en ons bij God vandaan willen trekken. (Jakobus 1:14-15.) We hebben het nodig om in ons vlees te lijden en de menselijke natuur te kruisigen, en klaar te komen met de zonde, precies zoals Jezus dat deed, “Hij die geen zonde gedaan heeft, en is wiens mond geen bedrog werd gevonden.” (1 Petrus 2:21-22 en 1 Petrus 4:1-2.)
God wil zijn eigen natuur met ons delen en het doel met de relatief korte tijd dat wij hier op aarde zijn is om ons te herscheppen van onze menselijke natuur tot goddelijke natuur (2 Petrus 1:2-4.) Als we heilig en onbesmet en onberispelijk voor Zijn aangezicht gesteld willen worden, dan moeten we aan onze verlossing werken met vreze en beven. (Kolossenzen 1:21-22 en Filippenzen 2:12.)
Er is geen tijd te verspillen met het doen van onze eigen wil. We zijn hier om Gods wil te doen, en om dat te doen, moeten we zeer ootmoedig zijn, onze zwakheid als mens erkennen, en naar de troon der genade gaan, waar we de hulp krijgen om te overwinnen over de zonde, zoals God het heeft bedacht en belooft. (Hebreeen 4:16.) De Heilige Geest heeft Jezus door zijn vlees heen geleid en zal ook ons door ons vlees heen leiden. Daarom staat er ook in Romeinen 8:28 : “Wij weten nu dat God alle dingen doet medewerken (samenwerken) ten goede, voor hen die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn.”
Gods verlangen voor ons
We zijn van tevoren gekend en van tevoren bestemd om gelijkvormig gemaakt te worden aan het beeld van Jezus. (Romeinen 8:29-30.) Gods verlangen voor ons is dat we deel krijgen aan goddelijke natuur, dat is het eeuwige leven. We zullen overwinnen over de zonde, en in dat proces wordt het lichaam van Christus gebouwd, dat is de gemeente, die tot zijn heerlijkheid zal zijn, zowel op deze aarde, als ook in de eeuwigheid. Dat is ook de reden dat hij ons zo zorgvuldig en wonderlijk geschapen heeft.
En daarom wekt Paulus ons op om ”te wandelen, waardig de roeping waarmede gij geroepen zijt, met alle ootmoed en zachtmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen, en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes” Efeze 4:1-6. Op die manier bevestigen we onze eeuwige roeping en verkiezing. (2 Petrus 1:10-11)
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.