Natuurwetten en levenswetten
De natuurwetten en de levenswetten zijn twee reeksen van wetten die de verschillende delen van de wereld regeren: de tastbare en ontastbare. Beide reeksen van wetten zijn even waar en even onbreekbaar.
In 1543 kwam Copernicus met de stelling dat de aarde niet het centrum van het heelal is, maar de zon. Dat was natuurlijk op zich een belangrijke ontdekking, maar dat onze planeet niet het centrum van het universum is, was al wel een tijdje de waarheid geweest – al vanaf de schepping.
Twee kanten van dezelfde zaak
De natuurwetten hebben al die tijd gegolden, ook al kenden de mensen ze niet – en al kennen zij ze voor een groot deel nog steeds niet – hoewel die wetten voor 100% zeker werken, zonder uitzondering, voor alle mensen en onder alle omstandigheden, en dat altijd al.
Zoals er natuurwetten zijn, zijn er ook ‘wetten van de Geest des levens’, geestelijke natuurwetten. Het zijn twee zijden van dezelfde zaak, en kunnen niet van elkaar gescheiden worden, net als twee kanten van een munt. De mensheid heeft in toenemende mate het belang ervan ingezien om de natuurwetten te leren kennen, omdat die een zekere basis bieden voor en betere en rijkere toekomst. Helaas ziet het ernaar uit dat de belangstelling voor de wetten van de Geest des levens dienovereenkomstig afneemt.
Om eens een kleine keuze te maken uit deze ongehoorde levenswetten:
- De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt (Spreuken 11:25).
- Bidt en u zal gegeven worden (Matth. 7:7).
- Geeft, en u zal gegeven worden! (Luc. 6:38).
En niet te vergeten de allerbelangrijkste:
- Wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden (Luc. 14:11).
Ieder van ons moet wel doen als Copernicus: aannemen dat dit goddelijke waarheid is! Wij moeten tot het geloof komen: zo is het, altijd, in alle omstandigheden, voor alle mensen en altijd al.
Gods wil en de levenswetten
Afgezien daarvan grijpt God dikwijls in, in de natuur en ook in ons leven; de schepper staat boven de schepping. Maar die ingrepen staan niet haaks op de levenswetten, maar zijn in overeenstemming met zijn eigen scheppingswerk. God hoeft geen speciale maatregelen te nemen om zijn natuurwetten aan het werk te krijgen. En zo hoeft God ook niet op een bepaalde manier in te grijpen om zijn beloften in vervulling te doen gaan, als ik mij maar aan de voorwaarden houd. Bij God is geen aanneming des persoons, Hij laat eenvoudig zijn eigen wetten werken. Zie Rom. 2:11-16.
Hoe komt het als er zo weinig vooruitgang en ontwikkeling is, zo weinig bloei en gemeenschap, zo weinig openbaring van de Geest? Het antwoord is heel vanzelfsprekend: we zijn niet tot geloof gekomen! We gaan nog maar steeds door met gedachten als: ‘de aarde is vlak’, ‘ik ben het centrum van het heelal’
Misschien tijd om je te gaan bezighouden met ‘geestelijke wetenschap’?
Dit artikel is in april 2003 gepubliceerd in het maandblad Verborgen Schatten.
© Copyright Stiftelsen Skjulte Skatters Forlag
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.