Mijn discriminerende “ik”
Stel dat elk mens een kaars is. Dan zal mijn licht zeker wel sterker worden als ik de andere uitblaas?
Stel dat elk mens een kaars is. Dan zal mijn licht zeker wel sterker worden als ik de andere uitblaas?
Nee. We hebben allemaal wel gezien en ervaren dat, hoe meer kaarsen je brandt, des te lichter het wordt. Maar toch leven we vaak niet zo. We nemen het niet in ons op. We zijn er niet op bedacht dat mensen automatisch blazen op anderen om zichzelf staande te houden.
Mensenrechten zijn internationaal – die gaan dwars door culturen en landsgrenzen, en zijn een bewijs dat mensen weten dat het goed en juist is om elkaar te respecteren. Niemand mag gediscrimineerd worden op grond van ras, cultuur, seksuele geaardheid, geslacht, enz. Daar zijn we het over eens.
Maar discriminatie is niet verdwenen. Niet uit de publiciteit, niet uit de perifere discussiefora op Internet, noch van schoolpleinen of uit het gedachteleven van ieder van ons. En er is geen enkele reden om aan te nemen dat discriminatie zal verdwijnen, zonder dat ieder mens zal afrekenen met de negatieve gedachten die ons al eeuwen geplaagd hebben.
Ik merk die neiging iedere dag. Ik ontmoet elke dag nieuwe mensen. Sommigen lijken op mij, qua cultuur, opvoeding en levensomstandigheden, terwijl anderen de wereld hebben gezien van een andere kant. En daar hou ik in principe niet van. Ik hou er niet van als mensen minder welgesteld zijn dan ik. En ik hou er ook niet van als mensen rijker zijn dan ik. Ik hou niet van betweters. En ik hou er ook niet van als mensen niet kunnen wat ik kan. Verder hou ik er niet van als mensen andere waarden hebben dan ik, of iets niet toestaan wat ik wel toelaat of iets heel onbelangrijk vinden waar ik juist veel belang aan hecht. De lijst kan snel lang worden.
Er is een groot verschil tussen waar ik van houd en hoe ik mij heb voorgenomen om te zijn.
Ik weet immers dat het licht niet sterker wordt als ik andere kaarsen uit blaas. Ik weet dat de wereld geen betere plaats wordt als alles meer gaat zoals ik dat fijn vind. Integendeel, de wereld wordt een betere plaats als ik mijn gedachten verander.
Je hebt vast veel gehoord over Jezus. Hij was gast bij tollenaars en zondaren, genas mensen die melaats waren en vermaande zijn broeders om hun vijanden lief te hebben.
Jezus was niet anders dan ik. Hij merkte die neigingen elke dag. Hij merkte ook dat de wereld geen betere plaats werd als Hij deed wat Hij zelf wilde. Hij verloochende zijn eigen natuur om dat te doen waarvan Hij wist dat het goed was.Dat zorgde ervoor dat alles veranderde. En na Jezus vermaande Paulus op dezelfde manier: “Zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achtte de een de ander uitnemender dan zichzelf” Fil. 2:3.
Jezus heeft dit gedaan en dat betekent dat ik dat ook kan doen. Maar dan moet ik het ook doen.
Ik ben namelijk niet minder bevooroordeeld doordat Jezus heeft afgerekend met zijn gedachten, maar Hij heeft mij mogelijkheden gegeven om een nieuw gedachteleven te krijgen. Met Jezus als vriend en raadgever kan ik beginnen met een heel nieuwe manier van denken. Zou het niet fantastisch zijn als sommige van Gods gedachten mijn gedachten zouden kunnen worden?
God denkt namelijk niet zo over mensen zoals ik dat doe. Hij heeft geen vooroordelen. Hij heeft geen antipathie. Hij heeft zelf gezegd: “Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil” Jer. 29:11 Als ik zulke gedachten heb over mijn medemensen, waar is dan de discriminatie?
Als God zegt “Er zij licht” geloof ik niet dat Hij wenst dat ik dan zal proberen dat licht weer uit te blazen.
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.