Hoeveel vakjes kan ik aanvinken?
Als er een checklist zou bestaan voor ‘goede mensen’, zou ik het er best goed vanaf brengen…
Op papier ben ik een goed mens…
Soms neem ik een kijkje op de Facebook pagina van ons dorp. Die pagina is bedoeld voor lokaal nieuws, wegafsluitingen, openingstijden, gestolen fietsen en vermiste huisdieren – en is heel handig. Maar de inwoners zijn niet tevreden met alleen het delen van informatie. Elke post kan sterke reacties oproepen die zich snel ontwikkelen tot felle discussies en dan uitmonden in oneindig gezeur. Hiervan heb ik twee dingen geleerd.
- Hoe boos mensen worden over kleine dingen.
- Wat de algemene opvatting is van een “goed mens”.
Blijkbaar ben je een goed mens als je geeft aan goede doelen, je netjes gedraagt in het verkeer, een huisdier houdt en je afval scheidt. De lat ligt zeker niet hoog.
Ik kan veel van deze lijst afvinken, dus volgens deze criteria ben ik een goed mens. Bovendien ben ik nooit gearresteerd, betaal ik mijn rekeningen en schreeuw ik niet op straat. Als ik mijzelf zou beoordelen aan de hand van hoe anderen over mij denken, denk ik dat ik het prima doe. En als we deze criteria gebruiken zouden veel mensen in mijn dorp ook goede mensen zijn, want zij kunnen ook deze vinkjes zetten.
Het probleem hiermee is dat de definitie van wat goed is, wordt gevormd door mensen. Elk land en elke samenleving heeft zijn eigen waarden en normen en hoewel dit kan verschillen per cultuur en per generatie, is er één ding dat niet verandert: Al deze oordelen zijn gebaseerd op wat anderen kunnen zien en horen.
Maar wie bepaalt nu eigenlijk echt of ik een goed mens ben?
Onder de oppervlakte
Wat nu als er een Schepper is die ons beter kent dan wijzelf, en die onze beweegredenen en gedachten kent?
Als er geen Schepper is kan ik denken wat ik wil en kan het er nog steeds goed uitzien voor andere mensen. Ik kan op papier een goed mens zijn, maar van binnen kan ik jaloers zijn of bitter en haatdragend, liegen en doen alsof mijn motieven goed zijn terwijl dat niet zo is.
Maar als ik geloof dat er een God is die mijn diepste gedachten kent – en ik er toch tevreden mee ben dat het er goed uitziet voor anderen – dan ben ik een huichelaar.
Wanneer we God echt leren kennen, beginnen we naar onszelf te kijken op een nieuwe manier, en Hij onthult stukje voor stukje hoe we zijn. Hij pelt onze natuur voor onze ogen af zoals de schillen van een ui. Als we onze onderliggende motieven, onze arrogantie en zelfvoldaanheid zien dan moeten we het haten. Dit was een van de dingen waar Jezus het meest krachtig over sprak.
“Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeërs, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden.” Mattheüs 23:27.
Niet de ongelovige is een huichelaar, maar de passieve gelovige die tevreden is met een “witgepleisterde” leefstijl en status als lid van een kerkgemeenschap.
Een witgepleisterde christen?
Ik realiseerde me pas dat ik “vol was met doodsbeenderen” toen ik al een aantal jaar christen was. Toen we jong waren werden mijn echtgenoot en ik aangesteld als jeugdleiders in een evangelische baptistengemeente. We hadden de juiste leeftijd, zaten nergens aan vast, geen kinderen, genoeg tijd – we waren “perfect”. De oudsten die ons hadden aangesteld wisten niet dat we onderweg naar elke samenkomst ruziemaakten, de Heer prezen en glimlachten als we er waren, en zodra we vertrokken onze akelige ruzies onderweg weer voortzetten tot aan huis.
Wat heeft er nu voor gezorgd dat we niet witgepleisterd bleven? Dat begon toen we lazen wat er echt in de Bijbel staat, en niet hoe wij het opvatten. Toen we niet meer alleen onze favoriete verzen eruit pikten over zegen en verlossing, maar begonnen met te lezen we over wie we werkelijk waren. Verzen zoals deze:
“En wees daders van het Woord en niet alleen hoorders. Anders bedriegt u uzelf. Als iemand immers een hoorder van het Woord is en geen dader, lijkt hij op een man die het gezicht waarmee hij geboren is, in een spiegel bekijkt, want hij heeft zichzelf bekeken, is weggegaan en is meteen vergeten hoe hij eruitzag.” Jacobus 1:22-24.
In plaats van elkaar de schuld te geven begonnen we onszelf te oordelen en gingen we inzien waarom we reageerden op een verkeerde manier. We werden ons ervan bewust wat we bij onszelf moesten veranderen in plaats van elkaar te veroordelen en proberen te veranderen. Bovendien begonnen we het Woord van God te gebruiken als hulp om vrij te worden van onze eigen natuur.
Veertig jaar later hebben we het al lang opgegeven om er goed uit te zien voor de mensen, en door Gods genade zijn we bevrijd van de witgepleisterde buitenkant.
“Want levend en krachtig is het Woord van God, en… is in staat de gedachten en opvattingen van het hart te ontleden. Niets van wat geschapen is blijft voor hem verborgen, alles is onverhuld en volkomen zichtbaar voor de ogen van Hem aan wie wij rekenschap moeten afleggen.” Hebreeën 4: 12-13.
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.