Hoe Satan Gods volk misleidt
Als Satan werkt onder Gods volk, maakt hij gebruik van de natuurlijke behoeften en neigingen van de mensen en wat bij hen in de smaak valt.
Satan is bedacht op de dingen van de mensen. Hij weet wat aantrekkelijk is voor mensen, en hij gebruikt die kennis om zijn verleidingen precies af te stemmen op hun individuele zwaktes. Onder Gods volk zou het bij de mensen niet in de smaak vallen als hij zich gedroeg als een brullende leeuw, maar als hij komt als een engel des lichts met mooie vleiende woorden en met een glimlach om de mond, is er heel wat voor nodig dat zelfs de gelovigen zich niet laten misleiden. Maar of hij nu op de ene of op de andere manier komt, hij houdt onbarmhartig vast aan zijn doel om de mensen in het verderf te storten.
Mensen dienen Satan als ze zichzelf zoeken en ingaan tegen Gods wil en de leiding van de Geest.
God liet Israël overwinnen in de dagen van Jozua, maar toen Achan iets wegnam van het gebannene, ontbrandde de toorn des Heren tegen de Israëlieten, zodat drieduizend man van het volk op de vlucht moesten slaan voor de mannen van Ai. (Jozua 7) God streed voor Israël zolang ze God gehoorzaamden, maar toen ze Satan gehoorzaamden, leden ze de nederlaag. Satan maakte bij deze gelegenheid gebruik van de begeerte.
Toen Saul gezondigd had en het kleinvee had gespaard, waarvan God bevolen had dat het gedood moest worden, zei hij tegen Samuël: “Ik heb gezondigd, want ik heb het bevel des Heren, uw opdracht, overtreden; maar ik vreesde het volk en ik heb naar hen geluisterd.” 1 Samuel 15:24. Daarop volgde al spoedig een tweede zonde, doordat Saul wilde, dat Samuël zou doen alsof er niets gebeurd was en hem evengoed eer zou bewijzen in tegenwoordigheid van de oudsten van zijn volk en van Israël. Satan gebruikte de begeerte van het volk, die zo groot was dat Saul, hoewel hij Gods wil kende, door lafhartigheid het volk gehoorzaamde.
Salomo had een wijs en verstandig hart gekregen, zodat zijns gelijke vóór hem niet geweest was, noch na hem zou opstaan. (1 Koningen 3:12) Maar Satan bedroog hem, want Salomo “had behalve de dochter van Farao vele vreemde vrouwen lief, Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonische en Hethitische, 2behorende tot die volken, van wie de Here tot de Israëlieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden; haar hing Salomo met liefde aan.” 1 Koningen 11:1-2.
Op dat moment had Salomo het bevel van de Here al overtreden en de volgende overtreding kwam al snel daarna. Want toen Salomo oud geworden was, gebeurde het dat “zijn vrouwen zijn hart meevoerden achter andere goden, zodat zijn hart de Here, zijn God, niet volkomen was toegewijd … en Salomo deed wat kwaad is in de ogen des Heren …” 1 Koningen 11:4-6. Salomo deed inbreuk op de wetten van de wijsheid en deze weken van hem, want wie doet wat kwaad is in de ogen des Heren, is niet langer wijs. Hij gehoorzaamde zijn vrouwen meer dan God en dat werd zijn val.
Toen Jezus zijn discipelen toonde, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood zou worden en weer opgewekt op de derde dag, “nam Petrus Hem terzijde en zei: Dat verhoede God, Here, dat zal U geenszins overkomen! Doch Hij keerde zich om en zei tot Petrus: Ga weg, achter Mij, Satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen.” Matteüs 16:22-23. Satan wist heel goed, dat als Jezus zich het lijden en het sterven zou besparen, Hij ook niet zou kunnen opstaan. En indien Christus niet was opgestaan, zou ons geloof tevergeefs zijn geweest en waren wij de beklagenswaardigste van alle mensen, (1 Korintiërs 15:19), en daar had Satan niets op tegen gehad.
Ook vandaag valt Satan de mensen aan, op de punten waar ze zwak zijn. Hij gebruikt de begeerte in de verdorven natuur van de mens als wapen, omdat hij heel goed weet, dat het bij de mens in de smaak valt als zijn lusten bevredigd worden. Maar de Schrift noemt de begeerte in deze richting: “afwijken, de Satan achterna.” (1 Timoteüs 5:15)
Het is Gods bedoeling om onze wil te sterken, onze zinnen te reinigen, om ons vast van karakter en gestaald te maken op alle manieren. Wat kan een mens zich nog meer wensen? Maar als wij ons keren tot de ijdelheid, de mode, eerzucht, rijkdom, lafhartigheid, slapheid enz., dan keren wij ons tot Satan, die ons karakterloos, lafhartig, leugenachtig en tot kruipende en verachtelijke wezens maakt.
We weten dat Gods volk neigingen bezit tot ijdelheid, het volgen van de mode, lafhartigheid, eerzucht en slapheid, wat allemaal dient om het kruis en de kracht te verwijderen. Daaruit kunnen we opmaken, dat Satan behoorlijk werkzaam is onder Gods volk en dat het erom gaat, de strijd met hem op te nemen, opdat we de overwinning behalen en kracht krijgen om stand te houden, nadat we alles overwonnen hebben. (Efeziërs 6:13)
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.