Het onmogelijke wordt mogelijk
Weet je welke “betere hoop” Jezus heeft gewekt?
Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees, dat heeft God gedaan. (Romeinen 8:3-4)
God had zijn volk de wet gegeven, die hen moest helpen en tot het goede brengen. Maar het was onmogelijk voor de wet om hem die God diende naar het geweten te volmaken; ze was niet in staat zonden weg te nemen. (Hebreeën 7:19; Hebreeën 9:10; Hebreeën 10:1-4) De wet was tot grote hulp. Dat kunnen we zien als we lezen over de heiligen van het Oude Testament, die naar de wet leefden en grote zegeningen hebben verkregen. Maar ze werden hierdoor niet tot volmaaktheid gebracht. Daarom wordt van de wet gezegd, dat zij zonder kracht en nut was, en dat nu een betere hoop wordt gewekt, waardoor wij nader tot God kunnen komen.
God heeft het gedaan!
De betere hoop die nu is gewekt, is dat alles tot volmaaktheid kan worden gebracht. In die hoop kunnen wij nader tot God komen. Maar zelfs al is deze hoop gewekt, er zijn toch maar heel weinig mensen die deze hoop levend voor ogen hebben als ze God zoeken. Zij hebben alleen maar de oude hoop: dat die hen enigszins zal helpen om God te zoeken – maar volmaakt worden? Onmogelijk, klinkt het uit bijna elke mond. Ja, zolang iemand onder de wet is, is het onmogelijk, maar wat onmogelijk was, dat heeft God gedaan! De meesten zeggen: “Jezus heeft de wet vervuld, dus nu bedekt de genade ons leven, hoe gebrekkig en zondig wij ook zijn, God ziet ons in Jezus als volmaakt.” Maar we lezen in Romeinen 8:4: “Opdat de eis der wet [wat de wezenlijke bedoeling ervan was, maar wat zij niet vermocht] vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.” Het is niet iets wat alleen maar in Jezus is vervuld en ons zal worden toegerekend, maar wat ook in onze wandel zal worden vervuld. Schrap dat woord “onmogelijk” en vervang het door “mogelijk”. Deze betere hoop heeft Jezus gewekt.
“Want als reeds het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen.” Hebreeën 9:13-14.
De offers die de wet eiste dienden alleen tot vergeving voor gedane zonden. Ze kwamen niet verder dan de uitwendige reiniging van de beker, een uiterlijke gerechtigheid die ze, beseften ze, niet van binnen hadden. (Matteüs 23:28) Ze konden veel goeds doen naar de wet, maar er vond geen verandering in hun innerlijk plaats. Het was niet volmaakt. Er kwamen slechts dode werken uit voort.
De Zoon kreeg deel aan vlees en bloed
De wet was zwak en nutteloos waar het het menselijke vlees betrof. De zonde had het vlees doortrokken en hield de mensen gevangen. Daarom zond God zijn Zoon, die evenals de kinderen deel kreeg aan vlees en bloed. (Hebreeën 2:14) En door Hem werd het onmogelijke mogelijk. En zo kunnen we het volmaakte bereiken. Er vindt een verandering plaats in ons innerlijk. Door het bloed van bokken kreeg men vergeving van zonden. Maar de bok had natuurlijk geen zonde overwonnen, daarom kon hij ook geen overwinning geven. De mensen zondigden telkens maar weer, daarom moesten er voortdurend dezelfde offers worden gebracht, die hun voortdurend de zonde in herinnering brachten. (Hebreeën 10:1-4) Jezus is zelf de zonde tegengekomen, maar Hij heeft die ook overwonnen! Daarom kan zijn bloed zo veel meer bewerken. Hij kan ook overwinning over alle zonde geven, zodat alles in de rechte orde wordt gebracht overeenkomstig het licht dat we hebben.
De meeste mensen bidden om vergeving, als ze licht hebben gekregen over de zonde in hun leven, maar zien het als onmogelijk om er verandering in te brengen. Anderen hebben geloof om het voor een deel in orde te kunnen brengen, in elk geval zo dat de mensen er niets meer van kunnen zeggen, maar ze geloven niet dat het onmogelijk is dat het helemaal in orde kan komen. Maar, geloofd zij God, wij hebben de blijde boodschap gekregen om aan de oprechten te verkondigen, dat wat onmogelijk was, mogelijk is geworden. Daarom klinkt de vermaning: “Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volmaakte.” Hebreeën 6:1. Paulus vergat wat achter hem lag en strekte zich uit naar het volmaakte. Dat deed hij niet zo maar, maar de kennis van Christus had hem die hoop en die ijver gegeven.
Het is zo moeilijk voor mensen om die “betere hoop” te krijgen, omdat ze niet afstand willen doen van wat voor hen winst was naar het vlees. We kunnen niet ons richten op het volmaakte en tegelijk winst voor het vlees zoeken. Dat is onmogelijk; maar het is mogelijk om in de Geest van Christus het vlees met zijn hartstochten en begeerten kruisigen en volmaakt worden naar het geweten.
Gods wil geschiedde
Jezus zei: “Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt mij een lichaam bereid. Toen zeide ik: Zie, hier ben ik – in de boekrol staat van mij geschreven – om uw wil, o God, te doen.” Hebr. 10:5-10.
God had geen behagen in slachtoffers en offergaven, maar in het doen van zijn wil. Dat was echter onmogelijk in de wet. Daarom is Jezus gekomen met het lichaam. Hij heeft het eerste afgeschaft, namelijk alle offeranden, en toen het tweede ingesteld, namelijk het doen van Gods wil. En we begrijpen, dat dit het volmaakte is. Het lichaam van Jezus werd geofferd, doordat Hij de wil van de Vader deed.
“Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt.” 1 Korintiërs 12:13. Wie de Geest van Christus niet heeft, behoort Hem niet toe. Wie de Geest van Christus hebben gekregen, de Geest die het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd heeft, wie zoeken wat boven is en niet wat op de aarde is, die zijn hier in de wereld uitsluitend om Gods wil te doen en hebben alles prijsgegeven en haten zelfs hun eigen leven; zij zijn de gemeente en het lichaam van Christus. Hun lichaam is gesteld tot een levend, heilig, Gode welgevallig offer.
Het is geen slavernij om Gods geboden te houden voor ons, die door één Geest tot één lichaam zijn gedoopt. Voor ons zijn ze licht. Wij zeggen niet dat we niets hoeven te doen. We getuigen van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat van daden, van Gods wil op alle gebieden waar we licht krijgen. Want wij zijn door Christus' Geest leden geworden van dat lichaam, dat slechts gekomen is om Gods wil te doen. Het zware en trieste “onmogelijk” is verdwenen, de betere hoop is gekomen, en we verheugen en verblijden ons in heel Gods wil, die nu “mogelijk” is geworden.
Dit artikel is vertaald uit het Noors en is een geredigeerde versie van het origineel dat eerder is gepubliceerd in het maandblad van BCC “Skjulte Skatter” (“Verborgen Schatten”) in december 1940.
© Copyright Stiftelsen Skjulte Skatters Forlag
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.