Het kortste verhaal in de Bijbel
Misschien heb je het verhaal nog nooit gehoord, maar het bevat een belangrijke boodschap.
Diep verscholen in het eerste boek van de Kronieken vind je een kort en aangrijpend verhaal, een plotselinge onderbreking in een hele lijst met chronologische feiten. Het is het verhaal van een man wiens naam betekent: “Hij zal pijn veroorzaken.”
“Jabes was de aanzienlijkste onder zijn broeders; zijn moeder had hem Jabes genoemd: want, zeide zij, ik heb hem met smart gebaard. Jabes nu riep de God van Israël aan met de woorden: Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat uw hand met mij zijn; weer van mij het kwade, zodat mij geen smart treft! [NKJV vertaling: zodat ik geen smart veroorzaak] En God schonk wat hij had gevraagd.” 1 Kronieken 4:9-10.
Stel je eens een jongen voor die opgroeit met zo’n naam. Elke keer dat hij zijn naam hoort wordt hij eraan herinnerd dat hij zijn moeder pijn heeft bezorgd. Wat een zware last. Niet zo vreemd dat hij het tot God uitroept op deze manier. Het lijkt erop dat zijn naam en de geschiedenis ervan de uitwerking op hem heeft gehad dat hij besloot om anderen niet nog meer lijden te veroorzaken. In plaats daarvan wilde hij dat God hem zou zegenen en zijn gebied vergroten; dat Zijn hand met hem zou zijn en dat God het kwade van hem zou weren.
Waar denk ik aan?
Toen ik deze geschiedenis las, leek het mij dat hij niet iets zocht voor zichzelf. “Mijn gebied vergroten” was niet iets egoïstisch, maar een wens dat God hem in staat zou stellen om te zegenen en het leven goed te maken voor anderen. Hij vroeg om dat wat nodig was om zegen, hulp en kracht te kunnen geven aan mensen om hem heen. Waardoor hij met zijn leven het tegenovergestelde kon laten zien van wat de betekenis van zijn naam was.
Ik heb vaak aan het gebed van deze man gedacht. Vaak begin ik te bidden voor mijn vrienden en familie, voor degenen die God mij in gedachten brengt, en tien seconden later zijn mijn gedachten compleet afgedwaald. Ik zit te denken wat ik voor het avondeten zal klaarmaken, hoe ik moet omgaan met een situatie op mijn werk, enzovoort. Waarom is het voor mij zo moeilijk om aan anderen te denken?
Of ik zie bijvoorbeeld personen waarvan ik weet dat ze het moeilijk hebben. Ik wil hen helpen, tijd met hen doorbrengen, hen versterken en bemoedigen. Maar dan ineens vind ik het moeilijk om daar tijd voor vrij te maken. Want wanneer heb ik weer eens wat tijd voor mijzelf? Of ik word nerveus wat ik wel of niet moet zeggen tegen betreffende persoon, of hoe ik hem moet helpen. Het wordt wel heel makkelijk om een excuus te vinden.
Het gebed van mijn hart
Het is mij pijnlijk duidelijk geworden, dat het heel makkelijk is om al mijn tijd, energie, aandacht enzovoort te laten draaien om mijzelf. Het is normaal voor mensen om egoïstisch te zijn. Maar ik weet dat God niet wil dat ik zo ben. In 1 Korintiërs 13:13 staat: ”de grootste van deze is de liefde”. Mijn gedachten moeten uit die cirkel komen die om mijzelf draait en mijn eigen interesses. Ik moet om zo’n liefde hebben voor anderen, dat ik gedreven word om hen goed te doen, voor hen te bidden, en hen te zegenen.
Daarom is het gebed van mijn hart hetzelfde gebed als dat Jabes uitriep tot God: “Wil mijn gebied vergroten, geef mij een ruimer hart, dat er bij mij meer ruimte komt voor anderen. Zodat mijn liefde gaat groeien en bloeien en dat al die zelfingenomenheid begraven zal worden, die bij mij zo voor de hand ligt. Zegen mij, zodat ik die zegen door kan geven. En zodat ik woorden heb die tot hulp zijn. Dat ik weet wat ik voor hen kan doen. Laat Uw hand met mij zijn, zodat ik mij altijd op de paden van de gerechtigheid zal bevinden, weer mij van het kwade, zodat ik een licht kan zijn en een voorbeeld. En zodat mijn leven een lichtend voorbeeld is van wat waar christendom is; iemand die Gods liefde in zich heeft.” (1 Johannes 3:17)
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.