"Eindelijk kreeg ik geloof dat ik iets van waarde in me had"
Ruth leed onder een slecht zelfbeeld, maar door hulp van Gods Woord kreeg dit onzekere meisje geloof in zichzelf.
“Ik ben toch niks. Alle anderen zijn beter dan ik. Ik ben nergens goed in.” Dit soort gedachten zijn veel mensen niet onbekend. Als tiener tobde Ruth Kloosterman juist met zulke gedachten, maar met hulp van Gods Woord kreeg het onzekere meisje zelfvertrouwen.
Het is vanmorgen rustig in de koffiebar. Het zwakke licht van de zomerzon kondigt de naderende herfst al aan.
“Ik dacht: niemand die me beter leert kennen mag me graag.”
Op de bank bij de ingang zit Ruth Klooster-man (40). Ze is getrouwd, heeft kinderen, en staat bekend als een spraakzame, sprankelende vrouw. Maar zo is het niet altijd geweest. “Ik was een stil, verlegen meisje,” zo begint Ruth haar verhaal, als ze aan haar tienertijd terugdenkt. Ze was van het type dat liefst alleen zit te lezen.
“Ik voelde me prettig als ik maar alleen was,” zegt ze.
Ze is opgegroeid in Winnipeg in Canada en heeft zes oudere broers en zussen. Haar vader is gestorven toen haar moeder van haar in verwachting was. In haar jeugd dacht Ruth vaak aan haar vader. Ze lag ’s avonds in bed vaak te bidden. “Ik bad dat ik niet zou afdrijven van het inzicht dat ik thuis had gekregen,” zegt Ruth, als ze vertelt hoe ze opgroeide in een goed, christelijk gezin.
Ze was een aardig meisje, wat voorzichtig van aard en bang om iets verkeerd te doen. Maar al had het kind het ogenschijnlijk goed, ze moest als tiener door moeilijke jaren heen.
Ruth leed onder een slecht zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen. Ze was bescheiden van aard en hard voor zichzelf.
“Ik dacht dat niemand van me zou houden als ze me beter zouden leren kennen,” zegt ze.
In gezelschap voelde ze zich altijd slechter dan de anderen. “Ik ben toch niks. Alle anderen zijn beter dan ik. Ik ben nergens goed in.” Door dat gebrek aan zelfvertrouwen zei ze bij anderen, die voor haar gevoel ‘beter’ waren dan zij, nooit haar eigen mening.
“Ik wou zo graag dat ze me aardig zouden vinden,” zegt ze.
Een kop zwarte koffie wordt er voor haar neergezet, maar dat blijft onaangeroerd staan. Ruth denkt alleen maar na over het verleden. Omdat ze zo graag wou dat de anderen haar aardig vonden, paste ze haar mening altijd aan bij die van de anderen.
“Ik had een hekel aan conflicten, dus ik was het altijd eens met wat de anderen zeiden.” Daardoor was Ruth in allerlei opzichten gebonden aan anderen. “Ik was mijzelf niet,” zegt ze. Ze kreeg het ook moeilijk als twee mensen tegen wie ze twee verschillende dingen had gezegd, elkaar tegenkwamen. “Ik leefde in veel opzichten in een leugen,” zegt ze.
Ze neemt een slok koffie. De chocola die erbij was heeft ze allang aan een van haar kleine jongens gegeven, die even dag kwamen zeggen.
Tegen het einde van haar tienertijd bad ze op een avond: “Here God, laat me toch zien wat ik verkeerd doe!”
Naderhand hoorde ze spreken over wat staat in Openbaring 3:1 “…gij hebt de naam dat gij leeft, maar gij zijt dood.”
Ruth voelde zich ellendig, omdat ze zich gedroeg als een goed meisje, terwijl het van binnen niet zo was als zou moeten. “Ik begreep dat ik mijzelf moest zijn, wilde God mij kunnen gebruiken.”
In de psalmen staat dat God ons “gans wonderbaar heeft toebereid.”
“God wist wat Hij deed toen Hij mij schiep. Hij had een plan met mijn leven, en daar kreeg ik geloof in,” vertelt Ruth.
In Gods Woord vond zij de hulp om zelfvertrouwen te krijgen.
“Er staat in 1 Kor 4:7 “Wat hebt gij dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt?”
Zo begint Ruth te vertellen hoe zij het inzicht kreeg om door te geven wat ze van God had gekregen.
“Ik ging begrijpen dat ik echt iets van God gekregen had. God had mij een persoonlijkheid gegeven, en Hij had mij ook overwinning over de zonde gegeven in mijn persoonlijk leven.” Nu kreeg ze zin om dat met anderen te delen.
Geleidelijk kwam er verandering in Ruths denken: de bezorgdheid over wat haar omgeving van haar vond maakte plaats voor het bedenken hoe God over haar dacht.
Nu kwam er een nieuwe tijd voor Ruth. Zij begon in gezelschap haar eigen mening te zeg-gen en haar overwinningen met anderen te delen. Langzaam maar zeker raakte ze gedachten als “Ik ben toch niks, ik heb toch niets om met anderen te delen” kwijt.
“Aanvankelijk had ik het gevoel dat ik vrienden verloor,” zegt Ruth. De mensen om haar heen waren niet gewend dat Ruth een eigen mening had. Daarom schokte haar nieuwe manier van doen hen wat. Maar in die tijd leerde Ruth veel over vriendschap.
“Voor vriendschap heb je geen gelijke meningen nodig,” zegt ze. Het kan juist fijn zijn dat we verschillende gedachten hebben en van elkaars doen en laten kunnen leren.”
Ruth ontdekte ook nieuwe kanten van zichzelf. “Ik merkte dat er dingen waren waar ik goed in was. Ik hield van sport, ik verzon graag leuke dingen, en ik kreeg goed contact met de jongere meisjes,” vertelt Ruth.
Als verlegen tiener bleef Ruth eigenlijk het liefst maar thuis. “Maar ik begreep dat het voor mij van levensbelang was om tijd te besteden aan contact met andere jongeren,” vertelt ze.
Daarom dwong ze zichzelf de deur uit te gaan, al moest ze daarvoor haar ‘veilige’ omgeving verlaten. Geleidelijk werd ze sterker en kreeg ze meer zelfvertrouwen.
“Eindelijk kreeg ik geloof dat ik iets van waarde in me had,” zegt ze.
Een gezond zelfbeeld is voor Ruth een krachtige hulp geworden in de strijd tegen de zonde. Daardoor heeft ze de genade gekregen om zelfvertrouwen te krijgen als jongere en rein te blijven van de begeerten der jeugd. Het goede zelfbeeld heeft haar ook geholpen om de Satan te verjagen.
“Als je te gering van jezelf denkt kun je makkelijk een zwak geweten krijgen.
Satan is de aanklager, en als ik zelf begin slecht te denken over mijzelf, kan dat waar Satan mee komt heel redelijk klinken,” zegt Ruth. Met het vaste besef “ik ben een waardevol iemand” kan de Satan iemand niet zo makkelijk een verkeerd pad op leiden.
Het kwam niet vanzelf. Ruth moest zich naar een gezond, positief zelfbeeld toe vechten. Gedachten als “ik ben toch niks, ik kan toch niks, alle anderen zijn beter dan ik” komen veel jongeren heel bekend voor. Misschien denken vooral meisjes makkelijk: “ik ben niet knap genoeg, ik ben te dik” enz. enz.
“Maar zulke gedachten komen niet van boven,” zegt Ruth. Het was voor haar essentieel om tot het punt te komen waar ze kon leven in harmonie met God en met zichzelf.
Vandaag is van dat stille verlegen meisje, dat haar eigen mening niet durfde te zeggen, niet veel meer over.
Tips om je zelfgevoel te sterken:
– Je moet zo denken: “Ik accepteer mezelf en heb vertrouwen in mezelf precies zoals ik ben. Ik heb geloof dat God mij heeft uitverkoren en een volmaakt plan met mijn leven heeft.”
– Neem complimentjes aan als je die krijgt. Die heb je nodig! Als je ze van de hand wijst, geef je ook degene die je prijst het gevoel dat hij of zij zelf heeft gefaald in zijn/haar poging. Vermoedelijk zal hij/zij jou niet weer een complimentje geven.
– Zie mogelijkheden, geen belemmeringen. Dan kun je de mogelijkheden gebruiken om te leren nieuwe dingen aan te kunnen. Dat doet je zelfgevoel goed.
– Neem positieve reacties aan, en heb geloof dat degene die ze geeft het meent!
– Stel de verwachtingen en eisen voor jezelf niet te hoog!
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.