Eens gered, altijd gered?
De leer over “Eens gered, altijd gered”, die ook wel “eeuwige zekerheid” wordt genoemd, is onderwerp van discussie geweest. Maar wat zegt de Bijbel over verlossing?
De bijbeltekst die meestal wordt gebruikt als basis voor deze leer is Joh. 10:28: “en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.” Dat is juist, niemand kan ze uit Jezus’ hand roven, maar zij kunnen zichzelf buiten Jezus’ hand plaatsen.
Verlossing is niet zonder voorwaarden
Iedere belofte van verlossing in de Schrift heeft een voorwaarde. Als wij de voorwaarden vervullen, zijn de beloften voor ons. We lezen bijvoorbeeld in Kol. 1:21-23: “Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof…” Zie je de voorwaarde? “Indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof.” In 1 Tim. 1:19 schrijft Paulus over sommigen, bij wie het geloof schipbreuk heeft geleden, doordat zij hun goede geweten hadden verworpen.
In Heb. 3:12-14 krijgen we een waarschuwing: “Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God, maar vermaant elkander dagelijks, zolang men nog van een heden kan spreken, opdat niemand van u zich verharde door de misleiding der zonde; want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden.” Zie je hier de voorwaarde ook? “Mits wij tot het einde onverwrikt vasthouden.”
We weten dat als we gezondigd hebben, we een voorspraak hebben bij de Vader; Jezus Christus, de Rechtvaardige. Ja, er is werkelijk een overvloed van vergeving bij Jezus, als we werkelijk onszelf zat zijn en berouw hebben. Maar het gevaar is dat we verharden doordat we steeds toegeven aan dezelfde zonden; we zijn niet meer zo verdrietig als de eerste keer dat we in deze zonde vielen, we verharden steeds meer, en uiteindelijk hebben we een “boos en ongelovig hart” en we verliezen onze zekerheid. Wij verlaten de levende God. We plaatsen ons buiten zijn hand…
Niet noodzakelijk om in de verzoekingen te vallen
Hoe kunnen we dan een dergelijke verharding tegengaan, wanneer we merken dat we voortdurend vallen in de verzoekingen? De blijde boodschap in het evangelie is dat het niet nodig is om telkens weer in het uur van de verzoeking te vallen. “Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.” Heb. 4:15,16.
Uit deze verzen komt duidelijk naar voren dat “de juiste tijd” is wanneer we verzocht worden. Jezus heeft overwonnen, en nu kan Hij ons helpen om te overwinnen. “Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen.” Heb. 2:18. “Daar Christus dan naar het vlees geleden heeft, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde.” 1 Pet. 4:1.
Laten we niet traag worden vanwege een gevoel van schijnzekerheid en daarmee onze verlossing op het spel zetten, maar laten we doen waar Paulus ons toe vermaant in Fil. 2:12: “Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven.”
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.