Een Jood zijn
‘Wie is een Jood?’ Omdat veel Joden op zoek zijn naar hun eigen identiteit, is dit een veel gestelde vraag in Israël.
Toen ik nog in Israël woonde als ‘gewone’ Jood, las ik het Nieuwe Testament, en kreeg toen het enorme inzicht, dat in wezen niet het uiterlijk leven mij tot Jood maakt; ik ben een Jood als in mijn hart de waarheid wordt geschreven en de wet (de Torah) wordt vervuld.
Toen ik deze waarheid inzag, werd ik blij en ging ik mijn leven hiernaar inrichten. In de tijd dat deze woorden werden geschreven, was de apostel Paulus (Saul) een zeer religieuze Jood geweest. In het Nieuwe Testament schreef hij in zijn brief aan de Romeinen het volgende: ‘Want niet hij is een Jood die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, maar hij is een Jood die het in het verborgen is, en de ware besnijdenis is die van het hart, naar de geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.’ Rom. 2:28-29.
God van harte dienen
Als je een goed religieus Joods leven leidt, kun je sterk worden in jezelf met een sterke eigen gerechtigheid, en daarbij misschien bij alles wat je doet God vergeten. Maar met dit nieuwe inzicht krijg je ook een nieuw verlangen om Gods wil met blijdschap te doen, van harte, en niet omdat je je ertoe verplicht voelt!
Ik werd christen (een Jood van binnen, in mijn hart) toen ik dit verlangen kreeg om voor God te leven en Hem met blijdschap te dienen, en niet voor mijzelf te leven en een eigen gerechtigheid op te bouwen. Toen ik dit leven ging leven, merkte ik dat mijn hartstochten en de begeerten van het vlees tegenover Gods wetten staan, de wetten die in mijn hart werden geschreven. Door Gods genade verloochende ik nu mijzelf en hield ik ermee op naar die hartstochten en begeerten te leven.
In Hebreeën 8:10 staat: ‘Want dit is het verbond waarmee Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.’
Dezelfde mogelijkheden voor Joden en heidenen
Een andere belangrijke openbaring voor mij als Jood was, dat er in de gemeente van de levende God geen onderscheid is tussen een Jood en een heiden. Omdat we allemaal dezelfde zelfzuchtige natuur hebben geërfd, hebben we ook allemaal dezelfde mogelijkheden om verlossing te krijgen en ‘een echte Jood’ te worden, die niet anders is dan andere mensen. Dit was heel belangrijk voor mij, omdat ik niet een speciale positie wilde hebben als Jood.
Paulus schrijft hierover in Rom. 3:9: ‘Wat dan? Worden anderen boven ons gesteld? In geen enkel opzicht; wij hebben immers tevoren Joden zowel als Grieken beschuldigd dat zij allen onder de zonde zijn.’ Verder, in vers 10-18, schrijft hij over de zonden, die bij alle mensen aan het licht komen.
Om dit nog verder te bevestigen schrijft hij in hoofdstuk 10:12-13: ‘Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen die Hem aanroepen, want: al wie de naam des Heren aanroept zal behouden worden.’
Paulus schrijft ook op andere plaatsen over deze grote openbaring, en als Jood ben ik daar enorm dankbaar voor.
Moge God ook anderen in Israël, die hun zonden moe zijn, moe om slaaf te zijn van hun begeerten en hun huichelachtigheid, de ogen openen voor dit bevrijdende evangelie, zoals ook mijn ogen daarvoor open zijn gegaan.
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.