De woonplaats van God
God begeert onze geest met jaloersheid en wil Zijn woning in ons maken. Hoe doet Hij dat?
Sinds de zondeval, toen Satan zijn intrek in de mensheid nam, heeft God op alle mogelijke manieren geprobeerd een woonplaats te vinden in het hart van de mens. Het is Hem gelukt een plaats te vinden in enkele godvruchtige personen, maar er is altijd weinig ruimte geweest door de zwakheid van het vlees. Paulus vraagt de Korintiërs hun harten ruimer te maken, want het was er te eng. De apostel vond het moeilijk ruimte bij hen te vinden. (2 Korintiërs 6:11-13)
Een woonstede Gods
Het is het werk van Gods Geest, ons op te bouwen tot een woning Gods. Lees Efeziërs 2:19-22: “Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.”
Hieruit blijkt dat ieder van ons een woning van God is en dat wij samen met de anderen opgroeien tot een tempel, heilig in de Here. De eenheid van Gods woningen in de Here, blijkt hieruit duidelijk. Dat is de eenheid der gemeenschap in de Here; of we nu alleen zijn of bij elkaar.
Door de zondeval kwam de zonde in lichaam, ziel en geest. Daarom zegt Jakobus 4:5: “Of meent gij, dat het schriftwoord zonder reden zegt: de geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid? Maar hij geeft dan ook des te grotere genade.”
Onze menselijke geest is door de zondeval ook onder de wet der zonde en des doods gekomen. De geest die God in Adams neus blies, waardoor hij een levende ziel werd, is ook verdorven door Satan. Die begeert God met jaloersheid, daarom geeft Hij ons gedurende onze vrijheidsstrijd van Satans macht en heerschappij een krachtige en grote genade.
Levend gemaakt naar de geest
Er staat geschreven dat de laatste Adam een levendmakende Geest werd. (1 Korintiërs 15:45) De laatste Adam is Jezus Christus, de Hogepriester, en wij staan onder zijn beïnvloeding. Onze menselijke geest is onder de wet van zonde en dood, en Hij heeft opdracht gekregen onze geest weer levend te maken. Want Hij heeft zelf de dood naar het vlees ondergaan, maar is levend gemaakt naar de geest. (1 Petrus 3:18) Op dezelfde wijze voert Jezus het werk in ons uit, en zo worden wij gemaakt tot een woonstede Gods in de Geest.
God begeert met jaloersheid de geest die Hij in ons deed wonen, want als God de menselijke geest binnenkomt, blijft deze niet alleen bewaard, maar wordt hij ook levendgemaakt. Waarom is God zo volijverig om onze geest levend te maken? Waarom moeten we een woonstede Gods in de Geest worden? Daar moet God toch iets mee bedoelen?
Ja, want God is liefde, en Hij wil van ons mensen zo veel mogelijk maken. Nadere uitleg vinden we in Openbaring 21:1-3: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn en God zelf zal bij hen zijn.”
Een grote en heerlijke verlossing
Op de nieuwe aarde zullen de mensen die tot een woning Gods geworden zijn, onder de mensen verkeren. Deze woningen Gods maken deel uit van het nieuwe Jeruzalem, de stad, die uit de hemel nederdaalt. De volken zullen bij haar licht wandelen. (Openbaringen 21:24) Dat zijn de volken die verlost zijn, die geen woonstede Gods zijn geworden, maar die de naam des Heren aangeroepen hebben, zodat zij behouden zijn. Maar Gods wil – namelijk een wandel in Gods wil, hetgeen onze heiligmaking is -is voor deze volken onbekend. Daarentegen is Gods wil wel bekend aan de woningen Gods. Zij hebben zich geoefend in het wandelen in het licht, gelijk Hij in het licht is. Daardoor heeft het bloed van Jezus Christus hen kunnen reinigen van alle zonde en hen kunnen maken tot woningen van God.
“Wie overwint, zal alles beërven.” Openbaringen 21:7.
Als de verlossing zo grondig is, laten we er dan ernst mee maken, zoveel mogelijk verlost te worden, terwijl we hier in de tijd van ons vreemdelingschap wandelen.
Dit artikel is vertaald uit het Noors en is een bewerkte versie van een artikel dat eerder is gepubliceerd in het maandblad van BCC, Skjulte Skatter (Verborgen Schatten) in februari 1941.
© Copyright Stiftelsen Skjulte Skatters Forlag
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.