De verbluffende waarheid over wat het echt betekent om Jezus te volgen
Ontmoet Garret, een jonge man die opgroeide in een religieus gezin, maar die merkte dat de religie niet overeen kwam met wat hij in de Bijbel las.
“Het leek of het steeds veranderde. Het leek of er altijd weer een nieuw boek uitkwam of dat er een nieuwe dominee was met grootse ideeën die we moesten uitvoeren om goede christenen te zijn, maar ik begreep eigenlijk niet wat het doel was.”
Ontmoet Garret, een jonge man die opgroeide in een gewoon, christelijk gezin, die elke zondag naar de kerk ging en als kind op een christelijke school zat, maar die merkte dat de religie niet overeen kwam met wat hij in de Bijbel las.
“De basis van mijn geloof was dat Jezus God was, en als je in hem geloofde — dat hij stierf aan het kruis en weer opstond — dan had je een vrijkaartje voor de hemel. En het doel was om het leven zo goed mogelijk te leven en te proberen om zo nauwkeurig mogelijk te doen wat er in de Bijbel staat.
Ik begon in mijn Bijbel te lezen toen ik wat jonger was, en ik herinner me de eerste keer dat ik merkte dat de leer van de kerk die ik toen bezocht niet overeenkwam met de Bijbel. In 1 Johannes 3:8 staat: ‘wie de zonde doet is uit de duivel’. Daar schrok ik echt van, want ik wist dat ik zondigde. Ik vroeg de dominees hierover, maar zij hadden geen antwoord of verklaring omdat zij zelf geen overwinningsleven hadden.
Voor mij was heel zwart-wit: we moesten stoppen met zondigen. Maar er werd verkondigd dat Jezus je vroegere, huidige en toekomstige zonden vergeeft, en dat was het dan; maar ik las duidelijk in de Bijbel dat als je doorgaat met zondigen je uit de duivel bent.
Ik was gebonden door mijn lusten en mijn trots, ik was zo gebonden door wat anderen van mij vonden en wat anderen tegen mij deden. Ik had geen vrede of blijdschap, maar ik was er altijd naar op zoek. Ik ging van kerk naar kerk op zoek naar de vrede en blijdschap waar ik in de Bijbel over gelezen had, maar ik kon het niet vinden.
Het echte doel van het leven van Jezus
Eerlijk gezegd geloof ik dat de meeste christenen niet echt weten hoe Jezus leefde. Zij geloven dat Hij naar de aarde kwam en door het leven huppelde omdat Hij God was. Jezus zegt: ‘Kom en volg mij’, maar hoe kon ik dat doen als Hij God was? Ik ben maar een mens; ik kan niet doen wat God kan doen.
Het zou laf zijn als Jezus naar de aarde zou komen en zeggen, ‘Kijk, ik ben hier gekomen en zal een reeks wonderen doen omdat ik God ben, en ik hoef geen rekening te houden met de menselijke neiging om verzocht te worden door de zonde.’ En vervolgens zegt Hij tegen ons, ‘Ga heen en zondig niet meer!’ Waarom zou Hij iets onmogelijks van ons vragen?
Waar is het medeleven hierin? Er staat geschreven dat Hij kan meevoelen met onze zwakheden, maar de Jezus waarover ik heb geleerd om in te geloven — die kon niet meevoelen met mijn zwakheid. Die kon niet meevoelen met het feit dat ik geen overwinning kon krijgen over de jeugdlusten. Die kon niet meeleven met het feit dat het moeilijk was om naar school te gaan omdat iemand dit of dat over mij dacht of dat er over mij geroddeld werd. Die Jezus — ik kon niets vinden wat de moeite was om na te volgen.
Het leven verkondigen, niet alleen maar de woorden
Ik wilde geloven dat het mogelijk was om een overwinningsleven te leven. Ik wilde echt tot zegen zijn, maar ik was zo gebonden door wat anderen van me vonden; door mijn eigen eis dat anderen me zouden bedanken, ik realiseerde me dat ik anderen niet echt zou kunnen helpen zolang ik zelf gebonden was door de zonde. Er staat dat er in de gemeente apostelen, profeten, leraars en evangelisten zijn, maar toen ik opgroeide had ik nooit zulke mensen gezien. Ik herinner me heel goed dat ik dacht: ‘waar zijn de apostelen? Waar zijn de Paulus, Petrus en Johannes van deze tijd?’
Paulus schrijft: ‘Mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht.’ (1 Kor. 2:4) Het leek of er in de kerken die ik bezocht alleen maar woorden waren om te overreden. Ik luisterde en dacht, ‘dit zijn goede woorden’, maar de volgende dag, als de zondag voorbij was, als ik verzocht werd en de beproevingen kwamen, dan was er niets dat me hielp. Ik herinnerde me niet wat de dominee gezegd had.
De eerste keer dat ik iemand met kracht hoorde spreken was toen een man genaamd Jether Vinson naar de kerk kwam waar ik in die tijd naar toe ging. Toen hij sprak, merkte ik dat dit zijn leven was; het was zijn getuigenis. Hij had een leven geleefd met overwinning over de zonde en deed dat nog steeds. Dit was zijn voorbeeld, en aan de manier waarop hij was en leefde merkte ik dat hij feitelijk vrij was van zonde. Dat gaf me zo’n grote hoop dat dat ook voor mij mogelijk was, dat ik niet door moest gaan met de zondigen.
Ik herinner me dat ik kort daarna las dat ‘Jezus toenam [Engels: groeide] in wijsheid en grootte’ (Luc. 2:52), en ik dacht: ‘Wow, groeide Jezus? God hoeft niet te groeien. God is God. Wat moet er aan God worden toegevoegd?’ Maar Jezus groeide in wijsheid en grootte, voor mij was dit iets heel bijzonders. ‘Ik kan groeien in wijsheid en grootte!’ Jezus was de Zoon van God, maar Hij kwam niet op aarde als God. Hij moest ook God volgen. En dat idee, dat ik die Jezus uit de Bijbel kon volgen, dat maakte me zo blij. O, die Jezus ik kan volgen!
Wandelen in de voetsporen van Jezus
Voor ik me bekeerde, voor ik deze nieuwe gedachtegang kreeg en echt Jezus ging volgen, was mijn enige hoop in dit leven gericht op aardse dingen, zoals trouwen, een mooi huis hebben en een goede baan krijgen. Ik was elke keer behoorlijk teleurgesteld en opstandig als het niet liep zoals ik wilde. Het was constant: ‘als dit gebeurt dan is het leven goed, maar als dat niet gebeurt dan is het leven slecht’.
Nadat ik me bekeerd had werd mijn hoop dat ik zou worden zoals Christus; om een zegen voor anderen te zijn. In Romeinen 8:28 staat: ‘Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben’. Elke situatie waar ik in kwam was voor mijn bestwil. Dat was een enorme verandering van de situatie voor mijn bekering naar nu—ik had een heel nieuw doel in mijn leven.
Dat was precies het boeiende voor mij, want dit gaf me eindelijk hoop voor dit leven, beter dan alleen voor het volgende leven, of alleen maar een vrijkaartje voor de hemel.
Ik ging in de Bijbel geloven en toen ik dat ook begon te leven en de strijd opnam in mijn gedachteleven—tegen mijn jeugdlusten, tegen mijn trots, tegen het oordelen van anderen, toen ervoer ik steeds meer vrede en blijdschap omdat ik vrij werd van zonde. Ik kon eindelijk de ander dienen zonder te denken aan mijn eigen eisen en gevoelens!
Ik geloof echt dat er één lichaam is, één Geest, één doop. Zo is het gewoon. Ik bedoel, dat is wat de Bijbel zegt. Dus daarom geloof ik dat degenen die echt een verlangen hebben om Jezus te volgen in zijn voetsporen, die vinden het; die vinden de gemeente.”
Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.