De erfenis van Smith

De erfenis van Smith

In 1898, alleen op een Noors marineschip, bekeerde Johan Oscar Smith zich tot God. Meer dan honderd jaar later zijn er duizenden mensen dankbaar voor Smiths leven.

In oktober 1871, het jaar dat Duitsland een rijk werd en de Fransen zich overgaven aan Pruisen, werd Johan Oscar Smith geboren in de rustige havenstad Fredrikstad. Daar groeide hij op in een christelijk thuis, in een gemeenschap die overgebleven was van 34 jaar Zweeds-Noorse unie.

Nadat hij de lagere school had gevolgd, ging de jonge Johan naar de middelbare school. Hier kwam zijn aangeboren rechtvaardigheidsgevoel naar boven. De leraren maakten in die tijd een duidelijk onderscheid tussen kinderen van rijke en arme ouders. Johan kon dit niet verdragen. Hij stopte met de middelbare school na een half jaar, en trok op 15-jarige leeftijd naar zee op de brik “Ørnen”. Twee jaar later, na twee zware jaren op zee, trad hij in dienst bij de marine, waar hij bijna 40 dienstjaren zou werken.

Smiths nieuwe vriend

In Horten, op 19 mei 1898, schreef Smith een brief naar zijn familie thuis in Fredrikstad.

Nu kan ik het grote nieuws vertellen, lieve ouders en broers en zusters, namelijk dat ik zo gelukkig ben! En waarom? Wel, omdat ik Jezus heb gekregen tot vriend en broeder; Hij is nu mijn alles. 

Voorheen had ik nergens vrede, maar de hemelse God zij gedankt: nu heb ik overal vrede! Waardoor kreeg jij dan die vrede? zult u wel vragen. Wel, ik heb al sinds lange tijd begrepen dat er buiten God geen ware blijdschap te vinden is. Zo gebeurde het dat ik op een zondagmiddag O. ontmoette [Red: naam afgekort], die op dezelfde dag als ik in dienst kwam, en wij beiden naar de Methodistenkerk gingen. Terwijl wij daar zaten, vroeg ik hem of hij zin had om mee naar huis te gaan en te blijven voor het avondeten. Hij stemde toe. Tijdens het gesprek thuis werd ik zo ontroerd, en wenende namen we elkaar bij de hand en hij bad tot God voor ons beiden. Ik kan niet vergeten hoe ik mij toen voelde. Zoals gebruikelijk kwam natuurlijk de duivel, maar het gebed had toch zijn uitwerking, want de nacht daaropvolgend had ik hondenwacht aan boord van het schip en in een kleine ronde toren bad ik tot God. Het zag er zo donker uit, maar opeens werd ik zo blij dat ik bij het lopen het dek nauwelijks scheen aan te raken. Ja, God alleen kan ons zo blij maken en Hij is boven alles te prijzen.

Openbaring over de waarheden Gods

Na zijn bekering had Smith een sterk verlangen om een persoonlijk leven voor God te leven. Dat maakte dat hij wist dat hij slechte dingen tegen mensen gedaan had voordat hij bekeerd was, maar als hij dan de predikant om raad vroeg, werd hem verklaard dat hij onder het bloed van Jezus was. Hij kon vrede krijgen van zulke gedachten; maar hij moest niet zichzelf verlossen. Een ontevreden Johan Oscar kon daar niet mee leven en begon alles in orde te maken, zowel met God als met de mensen. Zo ontwikkelde hij, zoals later zou blijken, een stevig fundament voor de rest van zijn inhoudsrijke christenleven.

Geloofsgehoorzaamheid. Een van de eerste bijbelteksten die levend werd voor Smith was Rom. 1:5 “door wie wij genade en het apostelschap ontvangen hebben om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder al de heidenen”. Smith begreep dat als een christen heiligmaking wilde beleven, hij gehoorzaam moest zijn aan wat Jezus bevolen had.

"Christus geopenbaard in het vlees". Deze uitdrukking veroorzaakte een groot debat en Smiths verklaringen werden door velen bestempeld als een dwaalleer. Smith had echter grote interesse in wat voor zicht men had op Jezus. Als hij Jezus na zou volgen die geen zonde had gedaan, was het belangrijk om te weten of Jezus echt zo verzocht werd als hij. Als de uitdaging voor Jezus niet net zo was als voor hem, dan vond hij het niet eerlijk om te verwachten van een mens om op dezelfde manier te kunnen leven.

Om je eigen wil te volgen of je eigen vlees te volgen, is hetzelfde meende Smith. Jezus had een vlees (eigenwil) als mens (Matth 26:39), maar hij verloochende die altijd, zodat hij niet zondigde. “Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen” (Hebr 4:15). Juist dat begrip, van de verloochening van Jezus in het uur der verzoeking, gaf Johan Oscar Smith voor zichzelf geloof in een overwinningsleven over bewuste zonden.

Christus geopenbaard in het vlees is het grote mysterie van de godsvrucht. “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest,..” 1. Tim. 3:16

Overwinning over bewuste zonden. Smith beleefde dat het, met de kracht van de Heilige Geest, mogelijk was om overwinning over bewuste zonden te krijgen (dat wat in Bijbel “werken van het vlees” genoemd wordt), sinds Jezus de weg had gebaand voor ons. Als er staat in Hebreeën 2:18 “Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen”, betekent dat, dat Jezus zelf de Heilige Geest had en met die kracht overwon als Hij verzocht werdt. Als wij tot Jezus komen, kunnen wij hetzelfde.

Heiligmaking. Johan Oscar Smith begreep dat er een weg was nadat je je had bekeerd, nadat je vergeving van zonden had gekregen en je dingen in orde gemaakt had. Het gaat erom dat je de weg van herschepping gaat naar het volkomene, zodat je zoals Jezus kan worden. De Heilige Geest wijst aan wat niet volkomen is in Gods ogen. Veroordeel en haat je dat wat de Geest aanwijst, dan ben je in een goddelijke ontwikkeling, heiligmaking.

Christus en de gemeente. De gemeente is het lichaam van Christus. Christus is het hoofd en ieder lid heeft zijn eigen plek in het lichaam. “Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden”. 1 Kor. 12:27. Smith zei op zijn 70ste verjaardag dat het belangrijkste van zijn dienst was, om ieder afzonderlijk lid aan het hoofd te binden, Christus.

Vanaf dat Smith begon om deze openbaringen aan te nemen van God, begon hij ook te spreken met zijn medemens. Het was bindend voor hem om te kunnen leren aan anderen, dat wat God hem onderwees. Het werk gaf niet direct resultaat, en in het toenmalige religieuze Noorwegen was een overvloed aan charismatische en populaire predikanten die de mensen veel eerder boeiden dan de leer van Christus geopenbaard in het vlees. Smith was echter van zijn kant, noch geïnteresseerd in het afzwakken van de waarheid om velen te winnen, noch om er een grote show van te maken om maar opgemerkt te worden. “God wil graag iemand die staat voor Zijn aangezicht; omdat er genoeg zijn die voor het aangezicht voor het volk staan”, schreef hij aan zijn broer in 1909.

De eerste “vrienden”

In een brief die gedateerd is op 31 mei 1933 gaf Smith een korte verklaring van het onaanzienlijke begin van de gemeente.

Ik ging in die tijd naar de Methodistenkerk, maar vond niet voldoende voedsel. Ik begon toen enkele kleine samenkomsten met jonge mensen te houden. Wij baden en lazen in de Bijbel. Gods Geest werkte krachtig in mij dat ik mij moest reinigen. Dat ging niet zo snel, maar ik nam alles als van God, en Hij gaf mij kracht. Twee jaar na mijn bekering, in het jaar 1900, kwam Gods Geest over mij aan boord van de kanonneerboot “Sleipner”. De Schriften werden veel gemakkelijker te begrijpen dan voorheen. Maar het opmerkelijke was dat geen van de gelovigen die ik kende mij begreep. Ik werd eenzaam. Maar toen trof ik één hier en een ander daar op een schip of op de marinewerf. Wij kwamen ‘s avonds bijeen en baden tot God en lazen de Schriften.

Johan Oscar Smith samen met Theodor Ellefsen (links)

Het duurde zes jaar vanaf de bekering van Smith tot hij iemand ontmoette die weerklank vond in zijn hart.

Onderkanonnier Theodor Ellefsen, een stille man uit Grimstad, kwam in contact met Smith op een samenkomst van de “Inwendige zending” in 1904. Daar spraken ze samen, en Ellefsen kwam in een groep die Smith als hun leidende predikant wilde hebben. Ze hielden van de leer van Smith, maar waren niet zo bezig om ook volgens die leer te leven. Daarin was Smith niet geïnteresseerd, hij wilde geen dominee zijn voor een groep passieve toehoorders. Op een samenkomst waar hij dat naar voren bracht, verzocht hij allen die niet binnen wilden gaan in hetzelfde leven als hij, weg te gaan uit de zaal. Niemand bleef, ook Ellefsen niet, die in eerste instantie niet de moed had om te blijven zitten. Toen iedereen weg was, werd Smith herinnerd aan het Bijbelse woord in Spreuken 24:11 “Red hen die ten dode gegrepen zijn, wend u niet af van hen die ter slachting wankelen”. Toen ging hij naar buiten om te kijken of er nog “wankelen” waren. Daar vond hij Ellefsen wenende. Hij wenste niet weg te gaan van de ware hulp tot een echt leven met God, wat hij proefde bij Smith. Ellefsen werd daarmee de eerste van “de vrienden van Smith”, en de rest van hun leven deelden zij een vertrouwelijke omgang, als broeders van Jezus.

In die periode begon Smith te werken met zijn 9 jaar jongere broer, tandarts Aksel Smith, zowel door gesprekken als door brieven. In 1905 schreef Aksel een brief aan zijn broer dat hij zich bekeerd had tot Jezus, en vanaf toen begon Smith grondig onderricht te geven aan zijn broer. Veel werd in brieven geschreven, die verzameld werden in “De nagelaten brieven van J. O. Smith”.

Johan Oscar Smith samen met Elias Aslaksen (links)

Drie jaar later, in 1908, ontmoette Smith de bijzondere en nog jonge kadet Elias Aslaksen. In alle disciplines van de marineopleiding scoorde hij uitmuntend, en had geweldige carrieremogelijkheden voor zich. Toen hij echter Smith ontmoette en hoorde van de waarheden die hij van God gekregen had, liet hij alles uit zijn handen vallen om Jezus te dienen. Aslaksen werd later een van Smiths naaste medewerkers, en nam de hoofdverantwoordelijkheid van Smith over na zijn dood in 1943.

Pauline en de kinderen

In 1901 viel de blik van Smith op een godvruchtige en eerlijke vrouw, Pauline Pedersen. Zij werkte voor een koopman in Horten, en had op grond van haar rechtvaardige en eerlijke manier van doen, vertrouwen gekregen om een van de winkels te runnen. Hetzelfde jaar verloofden zij zich en in november 1902 trouwden zij in alle eenvoud in de Methodistenkerk in Kristiansand. In de periode tot 1918 kregen zij zes kinderen.

Johan Oscar Smith met zijn familie.

Verborgen Schatten (Skjulte Skatter)

De twee broers Aksel en Johan Oscar Smith waren aktieve schrijvers in  christelijke bladen, maar naarmate de leer van Smith op steeds meer tegenstand stuitte, kregen zij steeds vaker hun artikelen retour gestuurd. Dat bracht hen op de gedachte om een eigen blad te beginnen. Er was een “werkzaam” blad nodig dat direct voerde naar godsvrucht, meende Smith en niet een “verhalend” blad, waar er al zoveel van waren. Op 1 januari 1912, als resultaat van een innerlijke drang en overtuiging, kwam het eerste nummer van Verborgen Schatten (Skjulte Skatter) uit. Dit blad is sindsdien de belangrijkste publicatie van de gemeente geweest, vertaald naar 28 talen en verspreid naar alle uithoeken van de wereld.

“Heeft meer gewerkt dan hun allen”

De rest van zijn leven was Smith alleen maar geïnteresseerd in die twee openbaringen: Christus geopenbaard in het vlees en Christus en de gemeente. Iedereen met wie hij in contact kwam kreeg te zien hoe de leer hand in hand ging met het leven. Alles wat hij geopenbaard kreeg van God en ook deed in zijn eigen leven, dat leerde hij aan anderen met grote ijver. In tegenstelling tot andere predikanten, die vaak graag veel mensen om zich heen verzamelden, werkte hij vooral met de enkeling. Hij was meer geïnteresseerd in die paar broeders en zusters die tot Christus gekomen waren, dan in vele aanhangers. Smith wilde geen andere ontwikkeling dan deze accepteren, en wilde liever de rest van zijn leven alleen blijven voor dit geloof, dan iets af te doen van de waarheid.

Lente 1943 kwam het eind van zijn leven naderbij voor Smith. Hij was zwak geworden door de suikerziekte, zijn ogen waren slecht en hij moest dagenlang op bed blijven liggen. In de nacht van 1 mei werd Johan Oscar Smith thuisgehaald bij Jezus. Hij stierf aan een hartaanval terwijl hij door de kamer liep. Daarmee ging de profetie in vervulling van Ludvig, de broer van Smith. Die zei namelijk in 1931 op zijn eigen sterfbed: “Als jij sterft, Johan, dan sterf je opgeheven”.

Na zijn dood gaf Elias Aslaksen dit getuigenis over Smith: “Nooit ergens zag ik zo’n man. Nooit heb ik tijdens mijn leven iemand gehoord of gezien die kon vertellen over zo’n man, niet in dit land of in welk ander land ook.”

Smiths begrafenis was de grootste in de geschiedenis van Horten, ondanks alle strenge reisrestricties als gevolg van de oorlog. Er was een grote stroom van dankbare zielen, telegrammen en bloemen.

“Wij zijn geen aanhangers van leerstellingen, maar navolgers van een levend geloof dat leven brengt. […] Broeder Smith is een baanbreker geweest, een strijder, niet voor leerstellingen, maar voor waar christendom, voor waarachtig leven van God, voor rechtvaardigheid, waarheid, liefde, Gods wijsheid, reinheid, goedheid”. Zo bestempelde Aslaksen het leven van Johan Oscar Smith, die eeuwigheidswaarde kreeg voor hem en voor allen die door Gods genade door hem gewonnen waren voor Christus.

“Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden.” 1 Tim 4:16

Bijbelverzen komen uit de Herziene Statenvertaling, tenzij anders aangegeven.